Lageropgeleiden hebben vaker te maken met onstabiele loopbaan
Lager opgeleide jongeren hebben het een stuk moeilijker om de arbeidsmarkt te betreden. Hoe lager de opleiding, hoe minder stabiel hun loopbaan is. Lager opgeleide jongeren zitten vaker en langer thuis zonder werk. De kans om als flexwerker over te stappen naar een vast contract wordt ook steeds kleiner. De jongeren die wel een vast contract hebben, belanden weer vaker in het flexwerk-segment of raken zelfs werkeloos. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Het onderzoek van het CBS is gedaan onder jongeren die aan het begin van hun loopbaan staan en zijn geboren tussen 1983 en 1985. Het CBS heeft drie opleidingsniveaus in het onderzoek onderscheidden: lager opgeleid, middelbaar opgeleid en hoger opgeleid. Onder lager opgeleid vallen mensen zonder startkwalificatie of ten hoogste mbo1 of onderbouw havo/vwo. Voor middelbaar opgeleid is dit de bovenbouw havo/vwo, mbo-2, mbo-3 en mbo-4. Onder hoger opgeleid vallen hbo en wo.
Dynamische loopbaan
Opvallend is dat jongvolwassenen vaak een dynamische loopbaan hebben. Op jongere leeftijd (23) heeft 28,2 procent een vast contract en heeft een groter aandeel een flexibel contract (31,9 procent). Zo'n tien jaar later, op 32-jarige leeftijd, ziet dat er heel anders uit. Dan heeft meer dan de helft een vast contract (51,4 procent) en is het aantal flexwerkers flink afgenomen, tot 24,3 procent.
Wat kan worden geconcludeerd, is dat naarmate iemand zich langer op de arbeidsmarkt begeeft, deze steeds vaker in vaste dienst werkt. Wie dus begint aan zijn of haar loopbaan, begint voornamelijk met een flexibel contract. Het aantal niet werkenden neemt overigens naarmate de leeftijd toeneemt ook toe. Van 23 tot 32 jaar is het aandeel gestegen van 9,3 naar 15,1 procent.
Tekst gaat verder onder afbeelding
Bron CBS
Verschil in opleidingsniveau
Mensen met een lager opleidingsniveau hebben ten opzichte van mensen met een middelbaar- of hoger opleidingsniveau een minder stabiele loopbaan, ofwel: minder vaak een vast contract. Het aandeel van lager opgeleide personen die een vast contract hebben blijft over de jaren heen behoorlijk stabiel, terwijl bij de andere twee opleidingsniveaus een ontwikkeling te zien is van steeds meer werkenden met een vast contract.
Tekst gaat verder onder afbeeldingen
la Bron CBS
Bij lageropgeleiden is het ook opvallend dat het aantal flexwerkers afneemt en het aandeel niet-werkend juist toeneemt. Daaruit concludeert het CBS dat flexwerkers aan het eind van hun contract mogelijk geen baan aangeboden krijgen en dus zonder werk komen te zitten.
Het komt bij lageropgeleiden vaker voor dat mensen langdurig zonder werk zitten. Bij diezelfde groep komt het ook vaker voor dat mensen naar verloop van tijd geen werk meer hebben, na zowel een flexibel contract als een vast contract te hebben gehad.
Hoewel de naam 'vast contract' en vast contract doet vermoeden, is dat bij lageropgeleiden dus niet altijd het geval. Bij hogeropgeleiden is te zien dat zij naast een baan ook nog onderwijs volgen, om vervolgens de arbeidsmarkt te betreden. Vaak beginnend met een flexibel contract dat overloopt in een vast contract. Met andere woorden: hogeropgeleiden hebben over het algemeen een stabielere loopbaan dan lageropgeleiden.
Verschil mannen en vrouwen
Het verschil qua loopbaan voor mannen en vrouwen is het grootst onder de lageropgeleiden. In die groep zitten vrouwen vaker langer zonder werk. Lager opgeleide vrouwen maken ook vaker de transitie van een vast of flexibel contract naar niet-werkend. Deze ontwikkeling neemt onder middelbaar opgeleide vrouwen af en bij hoger opgeleide vrouwen is die transitie vrijwel niet te zien. Onder de groep hogeropgeleiden zijn er eigenlijk weinig opvallende verschillen op te merken tussen mannen en vrouwen.