Sciencefiction steeds actueler in oorlogsvoering: 'Wat onvoorstelbaar was, kan voorstelbaar worden'
Is sciencefiction alleen maar fantasie? Het antwoord is nee, als je het Martijn Kitzen, hoogleraar aan de Nederlandse Defensie Academie vraagt. Hij ziet dat ideeën uit boeken en films steeds vaker serieus worden genomen in militaire kringen. Het onmogelijke kan mogelijk worden, bepleit de oud-militair in Goedemorgen Nederland op NPO 1.
Kitzen schreef samen met Tim Sweijs, directeur onderzoek van The Hague Centre of Strategic Studies, het boek 'De oorlog van morgen'. Daarin onderzoeken ze hoe verbeelding een rol speelt bij het voorbereiden op toekomstige conflicten.
In de uitzending van woensdag wordt de film Universal Soldier, waarin gevallen soldaten tot leven worden gewekt als cyborgs (deels mens en deels machine), uitgelicht. "Het voorstel in de film is het samengaan van mens en machine", zegt Kitzen in Goedemorgen Nederland. "Integratie van chips in de hersenen zien we nu al gebeuren. We zijn inmiddels al zover dat iemand met beperkingen met zijn hersenen drie vliegtuigen tegelijk heeft aangestuurd. We zien de dingen dus echt gebeuren."
Onvoorstelbare voorstelbaar
Volgens hem kunnen sciencefictionverhalen het onvoorstelbare voorstelbaar maken. "In ons boek zeggen we ook: de oorlogen die we in het verleden juist hebben voorspeld, is in het verleden heel consistent geweest. Dat is namelijk nul. We moeten ons wel de oorlogen kunnen voorstellen. Dáár gaat het om."
Kitzen en Sweijs reizen voor hun werk de wereld rond en spreken met allerlei specialisten uit hun vakgebied. Ze merken op dat sciencefictionverhalen al worden ingezet als lesmateriaal. "Hetzelfde geldt voor satellieten. Er werd al over geschreven voordat die er was. Er zijn heel veel voorbeelden te vinden in de literatuur en films. We kunnen niet voorspellen, maar wel voorstellen."
Volgens Kitzen is het evident dat oorlogsvoering zich in de afgelopen dertig jaar sterk heeft ontwikkeld. "Heel kleine groepen kunnen heel veel geweld gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan terroristische bewegingen." Daarnaast is moderne oorlogsvoering sterk verweven met technologie en communicatie. "Je ziet dat alles met elkaar verbonden is. Als iets in Oekraïne gebeurt, zien we dat een paar seconden later hier al op onze telefoon voorbij komen."
Maar met al die technologische ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld drones, rijst de vraag hoe belangrijk middelen als tanks nog zullen zijn. Nederland had in 1990 nog ruim 1900 tanks, maar dat werd na afloop van de Koude Oorlog steeds verder afgebouwd. Tien jaar geleden gingen de laatste tanks de deur uit. Met de oorlog in Oekraïne zet de overheid nu in op een terugkeer.
"De tanks zijn weggegaan, omdat we na de Koude Oorlog dachten dat we konden gaan bezuinigen op defensie en we nooit meer oorlog gingen krijgen", aldus de defensiespecialist. "Dat is zó niet waar gebleken. Onze tanks zijn naar Finland gegaan, want die kijken over het hek naar Rusland en zagen die dreiging wel op zich af komen. In onze samenleving dachten we dat oorlog iets uit het verleden was. Het is kortom iets dat je niet kunt uitsluiten."
In Oekraïne valt het de hoogleraar op dat er naast oorlogsvoering met drones ook nog 'gewoon' in de loopgraven wordt gevochten. "Je ziet beelden waarvan je denkt dat het honderd jaar geleden is. Het is simpelweg niet te voorspellen."
Met Rusland als "assertieve macht" is het scenario volgens Kitzen duidelijk dat er mogelijk weer oorlog in Europa komt. "Ik ben zelf tien jaar militair geweest. Als je mij rond 2000 had gevraagd of er weer eens een oorlog in Europa zou komen, had ik nee gezegd. Dan had ik waarschijnlijk een beetje glazig gekeken."