Zuid-Holland onderzoekt andere bestemming van vliegveld Rotterdam
De provincie Zuid-Holland laat onderzoeken wat het betekent als het vliegveld van Rotterdam wordt omgevormd tot een bedrijventerrein, een recreatie- of natuurgebied of een woningbouwlocatie. Zuid-Holland zoekt hiervoor een gerenommeerd bureau op het gebied van maatschappelijke kosten-batenanalyse. Het onderzoek moet eind dit jaar beginnen en Zuid-Holland hoopt in de winter van 2025 de resultaten te kunnen presenteren.
De coalitiepartijen GroenLinks-PvdA, BBB, VVD en CDA spraken vorig jaar af onderzoek te laten doen naar "de huidige maatschappelijke en economische waarde" van Rotterdam The Hague Airport (RTHA). Ze willen ook weten wat de waarde van de locatie is voor "eventuele alternatieve functies".
Wat denkt de coalitie?
GroenLinks en PvdA, die bij de provinciale verkiezingen van vorig jaar nog geen gezamenlijke fractie vormden, hadden beide in hun verkiezingsprogramma staan dat het Rotterdamse vliegveld moet sluiten om plaats te maken voor een "groene woonwijk". De BBB denkt aan mogelijke verplaatsing van de luchthaven naar de Tweede Maasvlakte, CDA zegt dat er "geen ruimte voor groei" is en dat vooral de overlast moet worden teruggedrongen. De VVD vindt RTHA juist "van levensbelang" voor de regionale economie.
De provincie heeft nu de hoofdlijnen voor het onderzoek opgesteld. Zuid-Holland laat een analyse maken van vijf varianten, waaronder dat de luchthaven doorgaat met de huidige activiteiten. Andere opties zijn transformatie tot een woningbouwlocatie, een bedrijventerrein of een locatie voor recreatie en/of natuur. Ook een combinatie van die varianten wordt onderzocht.
Onderzoek
De kosten-batenanalyse moet inzicht geven in de positieve en negatieve effecten op de maatschappij. "Alle varianten zullen op dezelfde manier worden beschouwd. Hierdoor ontstaat een zo objectief mogelijk beeld van deze varianten", aldus de provincie. Zuid-Holland heeft ongeveer 200.000 euro gereserveerd voor het onderzoek. De provincie laat ook een second opinion uitvoeren door een onafhankelijk bureau dat niet betrokken is bij het hoofdonderzoek.