Grote steden willen opkoopverbod voor vastgoedbeleggers om starters te helpen: ‘Kan je op korte termijn doen’
Om de positie van starters op de woningmarkt te verbeteren wil een aantal grote steden op korte termijn een opkoopverbod voor beleggers. Dat betekent dat investeerders vanaf volgend jaar al in bepaalde wijken geen huizen meer kunnen kopen om te verhuren.
Wethouder bouwen, wonen en energietransitie Bas Kurver van de gemeente Rotterdam legt in Goedemorgen Nederland uit wat opkoopbescherming inhoudt. "Dan kan ik wijken en straten aanwijzen waarbij particuliere eigenaren voorrang krijgen om te kopen en dat zonder toestemming van de gemeente beleggers er niet meer tussen kunnen komen."
Kurver geeft het voorbeeld van een wijk bij hem in de buurt waar negentig procent van het aantal woningen het laatste kwartaal is verkocht aan particuliere beleggers. "Het zijn niet bepaald de ideale schoonzonen die je dan krijgt. Ze plegen geen onderhoud. De huren zijn vaak te hoog en er wordt verkamert. Nu zien wij een markt die niet functioneert en die negatieve effecten heeft. Wij zien dat sommige starters er niet meer tussenkomen, dat wijken achteruit hollen en dat de leefbaarheid onder druk staat. Dan heb je een sterke marktmeester nodig en ik ben blij dat het Rijk dat heeft ingezien en dat die wetgeving er komt."
'Jongeren leggen het af tegen beleggers'
Het FD deed een rondgang langs gemeenten in Rotterdam, Eindhoven, Den Haag en Haarlem waar zo'n beleggersverbod al in 2022 in zou kunnen gaan. "Dat is wel waar ze op mikken", vertelt Rabobank-econoom Nic Vrieselaar."Dat is sneller dan verwacht. Aanvankelijk dachten gemeenten dat het een jaar of enkele jaren zou duren voordat ze de administratie op orde hadden en kunnen aanwijzen welke wijken en buurten dan behouden zouden moeten worden voor gewone huizenkopers. Deze gemeenten zeggen dat ze dat volgend jaar al kunnen doen en dat betekent voor starters wellicht dat ze volgend jaar al iets meer ruimte hebben. Dat ze in ieder geval minder hoeven op te bieden tegen beleggers."
Op de huizenmarkt zijn heel veel problemen, legt Vrieselaar uit. "Het tekort aan aanbod waar veel over wat gezegd en geschreven, maar wij zien ook dat het aanbod dat er is ook heel vaak naar beleggers gaat. Dat is inmiddels een behoorlijk wijdverspreid fenomeen dat jongeren steeds minder makkelijk aan een huis kunnen komen. Uit recent onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat het eigenwoningbezit bij twintigers en dertigers afneemt. Een van de redenen is dat zij het afleggen tegen beleggers."
'Dan moeten wij de spelregels aanpassen'
Je hebt verschillende soorten beleggers. "Zo heb je grote partijen die ook heel nauw betrokken zijn bij nieuwbouw. Die investeren in nieuwe huizen die ze gaan verhuren. Dit gaat heel vaak over kleine particuliere beleggers die bestaande huizen opkopen en het vaak vrij duur verhuren. Dat betekent dat starters langer aangewezen zijn op de vrije huursector. En in sommige extreme gevallen moeten ze hetzelfde huis dat ze wilden kopen veel duurder terughuren. Dat zorgt voor financiële kwetsbaarheid onder starters die zo moeilijker vermogen op kunnen bouwen. De maatschappelijke kosten van die particuliere buy-to-let-beleggers zijn inmiddels zo hoog dat het niet meer opweegt tegen de individuele baten van beleggers en dan kan dit helpen."
Niet al die beleggers zijn geen ideale schoonzonen, haalt Vrieselaar aan. "Er zijn natuurlijk ook zzp'ers die iets willen opbouwen voor hun pensioen en hun huis kopen om te verhuren. Daar is het beleid ook heel erg op ingericht. En dat is ook aantrekkelijk, daar werd een paar kabinetten geleden ook toe opgeroepen. Dus je kan het die beleggers ook niet kwalijk nemen dat de spelregels zijn zoals ze zijn en dat ze daar gebruik van maken. Als wij als maatschappij zeggen dat wij dit niet meer menselijk vinden, dan moeten wij de spelregels aanpassen en dat is nu dus aan de hand. Ik denk dat dat een goede zaak is."
Starters extra geld geven is ook geen ideale oplossing, stelt de Rabobank-econoom. "Dan kunnen die tegen elkaar gaan opbieden en dan krijg je alleen maar hogere huizenprijzen. Dit zorgt er juist voor dat je starters toch een streepje voor geeft zonder dat je de vraag op de markt, die toch al erg hoog is, nog verder opstuwt."
'Schaf prijsopdrijvende maatregelen af'
Volgens De Nederlandsche Bank is dit niet dé oplossing voor de huizenmarkt, vertelt Vrieselaar. "Het feit blijft dat er heel weinig aanbod is. Dat moeten wij ook doen: bouwen, bouwen en bouwen. Het beleid in Nederland is vooral gericht op duurdere huizen, denk bijvoorbeeld aan de hypotheekrenteaftrek. Uit een recente studie uit België blijkt ook dat dat prijsopdrijvend werkt. Die prijsopdrijvende maatregelen moeten ook afschaft worden. Er is dus ook nog werk aan de winkel. Het aanpakken van die beleggers is daar een onderdeel van. En dat kan je ook op de korte termijn doen in plaats van huizen bouwen. Ik tover niet zomaar morgen honderdduizend huizen tevoorschijn en het kabinet ook niet geloof ik."
LEES OOK: Gekte op woningmarkt blijft voorlopig: ‘Huizenprijzen gaan in 2021 niet dalen’