De Jonge: eventueel restant AstraZeneca naar 65- en 66-jarigen
Huisartsen die onbedoeld op een dag AstraZeneca-prikken overhouden omdat er te weinig mensen van 60 tot en met 64 jaar zijn komen opdagen, moeten die toedienen aan mensen van 65 en 66 jaar. Dat zegt minister Hugo de Jonge (Volksgezondheid) vrijdag.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen artsen de prik ook aan 60-minners geven, maar alleen in individuele gevallen. Ze kunnen dan wel aansprakelijk worden gesteld als er iets mis zou gaan, omdat deze doelgorep niet binnen de richtlijnen valt.
'Doodzonde'
De Jonge reageerde daarmee op een Twitterbericht van een huisarts die zestig vaccins de prullenbak in gooide, omdat er te weinig mensen van 60 tot 64 jaar langskwamen. Deze doelgroep is nu aan de beurt. De Jonge noemt dat "doodzonde". Volgens de demissionair bewindsman zijn er bovenarmen genoeg om te prikken van mensen boven de 60 jaar. Hijwijst erop dat "we voorzichtig om moeten gaan met AstraZeneca", omdat de leveringen van deze leverancier elke week verschillen en tegenvallen.
Vanwege zeer zeldzame maar ernstige bijwerkingen is de richtlijn nu zo gemaakt dat alleen mensen boven de 60 jaar worden geprikt met AstraZeneca. Voor hen is het veilig, aldus De Jonge. Ook 60-minners met bepaalde medische aandoeningen zijn nu aan de beurt. Zij stonden aanvankelijk ook voor AstraZeneca op de rol, maar hebben of krijgen een alternatief vaccin aangeboden.
Afwijken van de richtlijn
Huisartsen kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de richtlijn, zegt De Jonge. Daarvoor moeten zij de risico's doorspreken met de betrokkene en bovendien mag er geen alternatief beschikbaar zijn. Dat laatste is volgens hem nu niet aan de orde, want het alternatief voor 60-minners met een medische indicatie is er.
Juridisch gezien is de Staat eigenaar van het vaccin. Ook daarom is het nodig dat huisartsen zich houden aan de vastgestelde richtlijn. Dat maakt het risico voor de huisartsen minder groot. Overigens is een arts altijd aansprakelijk voor een medische handeling, aldus de minister.