‘Terreurverdachten komen gemiddeld uit groot gezin met lage sociaaleconomische status’
Terreurverdachten komen gemiddeld uit grotere (gebroken) gezinnen, waarbij vaker sprake is van minimaal één stiefouder en één of meerdere halfbroers en/of -zussen. Ook zijn ze meer dan gemiddeld afkomstig uit een gezin met een lagere sociaaleconomische positie.
Dat concluderen Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) en de Vrije Universiteit Amsterdam (VUmc) na een groot onderzoek naar de criminele carrières van terrorismeverdachten. Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap.
'Niet vaak meerdere verdachten in één familie'
Ook bleek dat het slechts sporadisch voorkomt dat uit één gezin meerdere terreurverdachten voortkomen. Daarnaast lijkt de criminele voorgeschiedenis van de gezinsleden van terrorismeverdachten sterk verwant te zijn aan die van de gezinsleden en gezinnen van verdachten van 'gewone', niet terrorisme-gerelateerde criminaliteit.
De NCSR en VUmc analyseerden voor dit onderzoekers de gegevens van 226 terrorismeverdachten en hun 792 (half)broers/-zussen en 463 (stief)ouders. De uitkomsten hiervan zijn vergeleken met de achtergrond van ruim duizend verdachten van andere vormen van criminaliteit. Ook vergeleken ze deze met personen uit de algemene bevolking en hun gezinsleden.
'Geen broeinest'
De uitkomsten van het onderzoek betekenen niet dat deze demografische en sociaaleconomische gezinnen een 'broedplaats' voor terroristen vormen, zo beklemtonen de onderzoekers. Bepaalde gezinskenmerken verhogen "niet zonder meer de kans om (terrorisme)verdachte te worden". Daar zijn meer factoren voor nodig.
De onderzoekers pleiten voor diepgaandere onderzoeken. Graag willen zij weten waarom sommige gezinsleden ondanks bepaalde gedeelde risicofactoren niet radicaliseren en niet met terrorisme in aanraking komen, en anderen wel.