1 op de 5 brugklassers werkt later in droomberoep: ‘Meisjes vaker dan jongens’

Meer dan 18 procent van de brugklassers die in het schooljaar 1999-2000 wist wat ze later wilden worden, heeft die droom verwezenlijkt of is werkzaam in een aansluitende bedrijfstak van hun droomberoep. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Achttien jaar geleden vroeg het onderzoeksbureau aan een groep brugklassers welk droomberoep zij later wilden uitoefenen. Meer dan de helft van de eersteklassers wist daar een antwoord op te geven. "Meisjes wilden vooral kapper, dierenarts, dierverzorgende, leerkracht in het basisonderwijs of kinderverzorgende worden. Jongens zagen hun toekomst vooral als piloot, architect, it’er, politieagent of automonteur", aldus het CBS.

Nu, achttien jaar later, heeft 83 procent van de ondervraagden een baan. "De overige 17 procent ontvangt een uitkering, heeft geen inkomen of een onbekende inkomstenbron (bijvoorbeeld omdat zij geëmigreerd zijn). Een heel klein deel studeert."

Droomberoep

Van de 83 procent die aan het werk is, werkt 18 procent in een bedrijfstak die aansluit bij hun toenmalige droomberoep. "Meisjes (19,9 procent) doen dat vaker dan jongens (16,2 procent)", aldus het CBS.

Bij meisjes was het meest genoemde beroep achttien jaar geleden kapper. " Van de brugklassers die kapper wilden worden, is in 2017 16 procent werkzaam in de bedrijfstak haarverzorging of een aanverwante sector, zoals schoonheidszorg." Meisjes die ‘iets met kinderen’ wilden, werken relatief het vaakst in een aansluitende bedrijfstak. "Bijna 4 op de 10 werken in het onderwijs of in de zorg met kinderen."

Piloot werd het vaakst genoemd als beroep onder jongens. " Van deze jongens werkt in 2017 bijna 7 procent in de burgerluchtvaart of in een gerelateerde bedrijfstak, zoals vliegtuigreparatie." Jongens die later timmerman wilden worden, zijn het vaakst werkzaam in de bouwsector. "Bijna 46 procent werkt bij een bedrijf dat zich bezighoudt met timmer- en andere bouwwerkzaamheden."