EU-ministers: opsporingsdiensten krijgen meer macht over de grens
Ondanks kritiek van Nederland krijgen opsporingsautoriteiten uit EU-landen toestemming om digitaal bewijsmateriaal in strafzaken rechtstreeks op te vragen in andere lidstaten zonder tussenkomst van justitie in dat land. Eerder vandaag hebben de EU-ministers van justitie daar in Brussel mee ingestemd.
Als aanklagers gebruikersgegevens opvragen bij internetbedrijven zijn die bedrijven verplicht om binnen tien dagen de gevraagde data aan te leveren. Bij noodgevallen moet dat zelfs al binnen zes uur. Dit gaat bijvoorbeeld om mails, berichten van Twitter en WhatsApp of het achterhalen van een IP-adres.
Boete
Voorstanders vinden deze nieuwe mogelijkheden nodig om terrorisme tegen te gaan. Internetproviders die niet meewerken kunnen een boete van tot 2 procent van hun jaaromzet krijgen.
Nederland stemde tegen het voorstel. Volgens minister Grapperhaus (CDA) van Justitie en Veiligheid worden de rechten van verdachten of andere betrokkenen onvoldoende gewaarborgd in dit voorstel. Ook zijn Duitse collega en vijf andere ministers stemden tegen. De voorstanders vinden dat EU-landen elkaar onderling moeten vertrouwen.
"Het gevecht tegen criminaliteit en terrorisme vereist dat onze opsporingsdiensten ook toegang hebben tot online elektronisch bewijs", reageerde Grapperhaus in Brussel tegen persbureau ANP. "Maar zonder juiste waarborgen zijn onze fundamentele rechten in het geding."
Het Europees Parlement stemt op een later moment over dit voorstel. Als ook zij dit steunen volgen er onderhandelingen met de diverse lidstaten over de invulling van de uiteindelijke wet. De landen die vandaag tegen hebben gestemd, hopen dat het voorstel nog gewijzigd wordt.