‘Twintig jaar na Fortuyn is de onvrede over de politiek niet verminderd’
FD-journalist Jean Dohmen leidde het laatste, verhitte debat tussen Pim Fortuyn en Ad Melkert in 2002. ''Voor Fortuyn was het de gelegenheid om eindelijk te zeggen wat hij al maanden had opgekropt,'' zegt hij aan tafel bij In de Kantine op NPO Radio 1. ''Je zag de aderen in zijn nek opzwellen. Melkert leek erdoor geïntimideerd.''
De politiek wist in die tijd niet hoe ze met Fortuyn moesten omgaan, en hoe je hem precies moest classificeren, aldus Dohmen. ''Het politieke klimaat raakte erdoor vergiftigd. De suggestie van extreemrechts kleefde meteen aan hem, later werden er vergelijkingen getrokken met de Italiaanse premier Silvio Berlusconi.''
Wat volgens Dohmen opmerkelijk is, is dat in de afgelopen twintig jaar de politiek niet tot rust is gekomen. De onvrede, de verdeeldheid en de versplintering bleven. Centraal staat daarbij de vraag: verstaan de middenpartijen ons nog wel? Dat het draagvlak voor de politieke middenpartijen lijkt af te kalven, noemt Dohmen ''zorgelijk''.
Boosheid op de persoon
Ook de boosheid is gebleven, in het bijzonder gericht op de persoon, en niet op de inhoud. Volgens Zihni Özdil, EW-columnist en historicus, is dat in Nederland erger dan in andere landen. En bovendien niet voorbehouden aan het linkse of rechtse politieke kamp. Zo ervaarde Özdil daar zelf ook recentelijk nog de negatieve gevolgen van, na een column in EW, waarin hij opriep tot realisme met betrekking tot Rusland.
"In de landen om ons heen is het onderdeel van het debat om te zeggen dat Poetin een slechte man is, maar tegelijkertijd dat Rusland een aantal geopolitieke belangen heeft en een atoommacht is.'' Özdil merkt in Nederland dat je dat niet mag zeggen, want dan zit je meteen in het kamp van Thierry Baudet, en ben je 'pro-Poetin'.