Het aantal coronabesmettingen in Nederland is afgelopen week bijna verdubbeld ten opzichte van een week eerder. Er waren 2588 nieuwe besmettingen, meldt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het aantal positief geteste Nederlanders ligt daarmee 95 procent hoger dan een week eerder, toen het RIVM 1329 besmettingen registreerde.
Er zijn 44 patiënten opgenomen in het ziekenhuis, 21 meer dan vorige week. Het aantal mensen dat is overleden aan de gevolgen van corona is wel gedaald en nog altijd laag: zes mensen overleden afgelopen week volgens de officiële cijfers, tegenover negen een week eerder.
De stijging van het aantal besmettingen bedroeg in de rapportage van vorige week 35 procent ten opzichte van de week daarvoor, toen de GGD’en in het land 534 mensen positief testten.
Reproductiegetal gedaald
Het zogenoemde reproductiegetal, dat aangeeft hoe snel het coronavirus zich verspreidt, is gedaald naar 1,20. Vorige week stond dit op 1,40 en de week ervoor was het 1,29. Hoewel het getal gedaald is, ligt de onderste grens ervan nog steeds boven de 1 en dat betekent dat het virus zich nog steeds verspreidt.
Bij een reproductiegetal van 1,2 zorgen 100 coronapatiënten ervoor dat 120 anderen de ziekte oplopen, en die besmetten op hun beurt 144 mensen. Als het reproductiegetal boven de 1 is, breidt het virus zich uit. Is het getal lager dan 1, dan dooft de uitbraak langzaam uit. In februari en maart, toen het virus in Nederland opdook en in korte tijd veel mensen ziek werden, lag het reproductiegetal rond de 2.
Ook aantal lokale uitbraken gestegen
Het aantal lokale uitbraken van het coronavirus is gestegen naar 242. Vorige week waren het er 133 en de week daarvoor 96. Bij zo’n cluster kunnen minstens drie gevallen met elkaar in verband worden gebracht.
De kleinste groepsuitbraak bestaat uit drie mensen, maar er zit ook een groep van 37 patiënten tussen. In iets meer dan de helft van die brandhaarden zijn mensen thuis ziek geworden. “De meeste andere besmettingen zijn het gevolg van contact met overige familie, vrienden, feestjes, op het werk of door andere vrijetijdsbesteding zoals horeca of sportclubs”, aldus het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Door: Peter Visser