Nederland gaat Turkse visumaanvragen met voorrang behandelen

Nederland gaat visumaanvragen uit het Turkse aardbevingsgebied met voorrang behandelen, zodat slachtoffers tijdelijk bij familie in ons land kunnen verblijven. Dat meldt Nieuwsuur. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft tot dusver enkele honderden aanvragen uit het gebied ontvangen. Normaal duurt het weken tot maanden voor zo’n aanvraag is verwerkt.

Minister Wopke Hoekstra zei in WNL Op Zondag dat hij de mogelijkheid om slachtoffers van de aardbeving in Turkije en Syrië te voorzien van een tijdelijk visum – voor drie maanden – wilde onderzoeken. Hij stelde de voorwaarde dat familieleden in Nederland gerant staan voor de opvang en medische kosten.

Duitsland kondigde al wel aan tijdelijke visa te verlenen aan slachtoffers van de aardbevingen. Zij kunnen met een visum maximaal drie maanden bij hun familie in Duitsland verblijven. Ook België wil het voor aardbevingsslachtoffers makkelijker maken om bij familieleden te verblijven in België.

Vorige week maandag werd het grensgebied van Syrië en Turkije getroffen door zware aardbevingen. Reddingswerkzaamheden zijn nog altijd in volle gang. Inmiddels zijn tienduizenden dodelijke slachtoffers geteld. Honderdduizenden mensen hebben dringend behoefte aan hulp.

‘Heel goed nieuws’

Publicist Zihni Özdil heeft familie en vrienden in het Turkse rampgebied en is blij met beslissing van het kabinet. “Ik hoor van veel Turkse Nederlanders dat hun familieleden veroordeeld zijn tot het leven op straat of in tenten, in bittere kou en ellende. Ze zeggen allemaal: wij willen ze tijdelijk hierheen kunnen halen om ze onderdak te geven”, zegt Özdil in Goedemorgen Nederland. “Duitsland had dit al geregeld en ik ben ontzettend blij dat minister Hoekstra dat nu ook heeft gedaan.”

Pinar Beșli-Bakirhan heeft veel familie in het rampgebied. “Ik wil mijn oom en zijn zwangere vrouw naar Nederland halen. Dit is heel goed nieuws.”

Lees ook: 

Veel Nederlanders naar Turkije, niet altijd gewenst: ‘Hebben ook een hotel nodig’

Door: Peter Visser