Demissionair minister Ferdinand Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) heeft ‘enorm zitten drammen’ om extra geld voor justitie, meldt het Algemeen Dagblad. Het demissionair kabinet heeft daar ruim een half miljard euro extra voor uitgetrokken, waarvan 434 miljoen jaarlijks beschikbaar komt. Naast klimaat is het de enige post die er serieus geld bij krijgt.
Volgens Grapperhaus is dat hard nodig. De moord op Peter R. de Vries heeft volgens hem bewezen dat er nog geen grip is op de georganiseerde misdaad. Toch wilde het demissionair kabinet er slechts eenmalig een paar miljoen euro voor uitrekken, schrijft het AD. Extra geld moest Grapperhaus aan de formatietafel regelen. De minister heeft met de vuist op tafel geslagen om ervoor te zorgen dat er meer geld beschikbaar komt.
Grapperhaus trekt onder meer extra geld uit voor de beveiliging en bescherming van advocaten, officiers van justitie en rechters, maar ook journalisten. “Criminelen zijn nu zo sociopaat geworden dat ze zelfs hun laatste beschermengelen – advocaten – willen vermoorden.”
Extra agenten
De politie gaat gebukt onder een groot personeelstekort, maar moet nog even wachten op nieuwe collega’s, zegt Grapperhaus. De beloofde extra 3000 agenten kunnen pas in 2023 aan de slag.
En dat is ook nog niet genoeg, waarschuwt hij. “Niemand had me bij mijn aantreden verteld dat er tussen 2019 en 2023 17.000 agenten met pensioen zouden gaan.” Om dat gat te vullen zijn er volgens Grapperhaus 21.000 agenten nodig.
CDA’er: wij willen meer
Volgens CDA-Kamerlid Anne Kuik “zit de politieacademie vol”. “Wat wij zouden willen – en dat lukt nu niet – is dat je een tweede politieacademie creëert, waardoor je extra mensen kan opleiden”, zegt Kuik in Goedemorgen Nederland op NPO 1. Nu is er daarvoor nog te weinig geld, zegt ze.
Maar “de 400 miljoen kunnen we echt wel inzetten in de bestrijding van ondermijning en criminaliteit”, zegt Kuik. “Dat is niet niks, maar wij willen meer.”
LEES OOK: Bestrijding georganiseerde misdaad grote uitdaging: ‘Drugsgebruik wordt geromantiseerd’
Door: Peter Visser